In een aantal cursussen die ik in het afgelopen jaar voor Huis van Horus gegeven heb, kwam de stèle van Nebnetjeroe steeds ter sprake. Naar mijn mening illustreert die zogenaamde naos-stèle als geen ander de bovengrondse architectuur van Memphitische graven uit het midden van de 18e dynastie. Omdat we over slechts weinig archeologisch tastbare overblijfselen van (monumentale) graven uit die periode beschikken, zijn juist de Oudegyptische voorstellingen van die graven op bijvoorbeeld grafreliëfs en stèles erg waardevol. Over de iconografische en archeologische aanwijzingen voor grafstructuren uit het vroege Nieuwe Rijk schreef ik eerder een artikel in Ta-Mery (jaargang 9, 2016–2017). Dat verhaal zal ik hier dan ook niet herhalen. Wat ik wel wil doen, is de naos-stèle van Nebnetjeroe nader bekijken. Wat zien we precies? Wat is de datering? Welke teksten kunnen we lezen? Welke parallellen kennen we? En hoe bijzonder is dit object nu eigenlijk?
Kerngegevens en herkomst
Datering: 18e dynastie, regering van Amenhotep III (ca. 1388–1351 v.Chr.)
Materiaal: Kwartsiet, 102 x 63,5 x 32 cm (hxbxd)
Herkomst: Sakkara, collectie Giovanni d’Anastasi (1828)
Huidige locatie: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, inventarisnummer AM 8-b
Bij de herinrichting van de Egyptische afdeling van het Rijksmuseum van Oudheden is de stèle na een jarenlange afwezigheid weer in de vaste opstelling opgenomen. Hoewel de gekozen plek en belichting (nog) niet ideaal zijn, is de standplaats direct naast de gelijksoortige stèle van Mery-Ptah en z’n familie (Leiden AP 11) om meerdere redenen interessant. Meer daarover later in dit stuk.
Hoe kwam het Leids museum in bezit van deze stèle? Daarvoor moeten we terug naar 1828, toen het als onderdeel van de zeer omvangrijke privécollectie van de handelaar en diplomaat Giovanni d’Anastasi in Leiden arriveerde. In het jaar ervoor werd die collectie door de Nederlandse staat aangekocht. Een aanzienlijk deel van d’Anastasi’s collectie is uit Sakkara afkomstig. Het was de begraafplaats van de administratieve hoofdstad van Egypte ten tijde van het Nieuwe Rijk, op zo’n 20 km ten zuiden van de moderne hoofdstad Caïro gelegen. D’Anastasi huurde er grote aantallen lokale werklui in om op het uitgestrekte woestijnplateau naar mooie objecten te graven. Daarnaast kocht hij ook van lokale handelaren en wisselde hij objecten uit met andere verzamelaars. De privécollecties die hij zo opbouwde, werden in de loop der jaren aan verschillende musea verkocht. Omdat men in die tijd niet bovenmatig geïnteresseerd was in de vondstcontext van de objecten, weten we nagenoeg niets over de exacte herkomst ervan. Toch mogen we wel aannemen dat de stèle van Nebnetjeroe in of tegen de westmuur van de (centrale) westelijke offerkapel in de (bescheiden) bovengrondse grafstructuur gestaan heeft.